Historisch overzicht van de Romeinen in de Beegse Maasvallei

Historisch overzicht van de Romeinen in de Beegse Maasvallei

1e EEUW, veroveringen.
Na de veroveringstochten van de Romeinse generaal Caesar, kwam de Maasvallei in 57 v.C. onder Romeins bewind te staan. Caesar veranderde de organisatie van Gallia, het gebied dat overeenkomt met het huidige Frankrijk, België en delen van Nederland, Noord-Italië en West-Duitsland, en noemde het gebied  de ‘Tres Galliae’ of ‘drie Galliën’. Die streek werd ook wel ‘Gallia Comata’ of ‘langharig Gallië’ genoemd, naar het kapsel van de bewoners van onze streken. Augustus, de eerste Romeinse keizer, verdeelde het gebied uiteindelijk in drie provincies. Later werden ook de provincies op hun beurt opgesplitst in verschillende civitates. Grevenbicht zou in het vervolg deel uitmaken van de Civitas Tungrorum in de provincie Gallia Belgica. 


AANLEG HAVENS EN WEGEN.
Om de Romeinse legers zo efficient mogelijk te kunnen verplaatsen naar die verschillende provincies, begon de eerste Romeinse keizer Augustus al snel met de aanleg van de ‘heirbanen’ of ‘heerwegen’. 


Agrippa, boezemvriend en adviseur van de keizer, begon in 39 v.C. met de voorbereidende werken en in 19 v.C. begon hij met de eerste wegenaanleg in Noord-Gallia. 
Tijdens deze periode moeten de eerste nederzettingen in de Maasvallei gesitueerd worden. 

Op strategische plaatsen – waaronder Namen en Venlo - moesten wachtposten het veilig transport over de Maas verzekeren in een periode waarin het wegennetwerk nog in constructie was en er gestreefd werd om van de Elbe de rijksgrens te maken. 

GRENZEN VAN HET ROMEINSE RIJK, ELBE, RIJN OF MAAS.
Onder de leiding van Nero Claudius Drusus, stiefzoon van keizer Augustus en de broer van de tweede keizer Tiberius, begon namelijk de verovering van Germania of het huidige Duitsland. Voortaan moest de Elbe, en niet de Rijn, de noordoostelijke grens van het Romeinse Rijk worden. Drusus behaalde aanvankelijk veel successen en wist onder andere de stammen van de Frisii en de Chauci te onderwerpen maar na een reeks onfortuinlijke gebeurtenissen waaronder Drusus’ dood begon ook het tij te keren. Na Drusus’ dodelijke val van zijn paard werden in 4 en 5 n.C. nog campagnes door Tiberius geleid in Germania maar de vernederende nederlaag van Varus in het Teutoburgerwoud in 9 n.C. zorgde ervoor dat de Rijn opnieuw als rijksgrens werd beschouwd. 


De rustige situatie aan de Rijn werd enkele jaren later opnieuw opgeschud. Na de dood van Nero in 68 ontstond opnieuw een burgeroorlog. Galba, Otho en Vitellius vochten om het keizerschap en bevochten de zaak met de legioenen die ze uit de provincies hadden meegenomen. Zo nam Vitellius een groot deel van zijn troepen uit het toekomstige Germania Inferior mee om voor zijn zaak te strijden. Logischerwijs leden de garnizoenen van Germania Inferior hierdoor heel wat verliezen en na Vitellius’ dood was de loyaliteit voor de nieuwe keizer Vespasianus niet vanzelfsprekend.


Julius Civilis, die zelf zeer geromaniseerd was na zijn dienst van 25 jaar bij de hulptroepen, was de leider van een groep opstandelingen en beschikte over een sterke troepenmacht van ongeveer 4800 man. Zijn leger bestond uit acht cohorten van Bataafste en Cananefaatse infanterie die volgens het Romeinse model waren opgeleid. Voor en na de opstand sloten verschillende groepen, waaronder heel wat Romeinse hulptroepen, zich aan bij Civilis. Ook Germaanse bondgenoten gaven steun aan de opstandelingen. Doorheen de jaren wist Civilis zijn leger ook uit te breiden met de Cugerni en later de Sunuci, Baetasii, Tungri en Nervii. Civilis en zijn opstandelingen teisterde het noorden van Gallia en tijdens het jaar 69 en het begin van het jaar 70 vormden de overblijfselen van het leger rond de Rijn vormden geen partij voor Civilis en zijn bondgenoten. Uiteindelijk bleek Civilis’ troepenmacht niet opgewassen te zijn tegen de acht legioenen die onder de leiding van Cerialis de opstand moesten bedwingen. Na het overwinnen van de opstandelingen werden de lokale militaire leiders afgedankt en werden ze vervangen door officieren uit Rome. De Bataafse troepen werden gereorganiseerd en naar andere provincies gestuurd.
Al sinds enkele jaren stond het gebied dat grensde aan de Rijn onder de leiding van twee generaals (die ook wel een legatus exercitus Germaniae Inferioris en een legatus exercitus Germaniae Superioris genoemd werden). Om die reden werden de provincies Germania Inferior en Germania Superior opgericht. Grevenbicht maakte voortaan deel uit van de meest noordelijke provincie op het Europese vasteland: Germania Inferior. 



2e EEUW Welvaart en vrede.
Tijdens de tweede eeuw kenden heel wat nederzettingen aan de oevers van de Maas hun bloeiperiode. Aardewerk vanuit alle hoeken van het Romeinse Rijk vond zijn weg tot in de Maasvallei en de luxe van veel villa’s nam toe. 



Rond het einde van de tweede eeuw werd Germania Inferior echter getroffen door rooftochten van verschillende stammen. In 170 teisterde de Chauci, afkomstig van het noorden, de Maasvallei met hun invallen. Enkele jaren later begon ook de Romeinse soldaat Maternus samen met enkele andere deserteurs het gebied te plunderen. 


3e EEUW, Invallen van buiten het rijk en opstanden. 
De geschiedenis van de Maasvallei in de derde eeuw was net zoals voor veel andere gebieden een periode van instabiliteit. De aanval van de Alamanni, een andere Frankische stam, in 233 zorgde ervoor dat zelfs keizer Alexander Severus zelf tot de Bovenrijn moest komen. Hoewel de keizer uiteindelijk door zijn eigen troepen werd vermoord, kon zijn opvolger Maximinus Thrax de Alamanni stoppen en zo hield de ‘limes’ of grensverdediging stand. De Franken, een verzamelnaam voor stammen van over de Rijn (waaronder de Chauci, Amsivarii en de Chamavi) konden initieel nog tegengehouden worden door de Romeinen, maar uiteindelijk bleken ze te sterk voor de grenzen. Invasies van Franken en Alamanni betekenden in 259-260 het definitieve einde voor heel wat nederzettingen in de Maasvallei. Toen Latinius Postumus, waarschijnlijk een of generaal in Germania Inferior, een groep plunderde Franken wist te onderscheppen maar de zoon van de toenmalige keizer de buit aan zichzelf toe-eigende, kwamen Postumus’ troepen in opstand en verklaarden ze hem keizer. Van 260 tot 274 maakte Grevenbicht enkele jaren deel uit van een onafhankelijk keizerrijk! 



Invasies van Franken worden opnieuw gerapporteerd in 340 en in 355 werd zelfs Keulen bezet. 
Keizer Julianus Apostata heroverde Keulen in 356 en een jaar later vereiste de situatie dat hij campagne moest voeren tegen een groep plunderende Salische Franken. De verschillende jaren van invallen hadden er in 359 blijkbaar voor gezorgd dat drie fortificaties aan de Maas hersteld moesten worden. De vondsten van enkele zware blokken in Stokkem wijzen erop dat één van die castella mogelijk in Stokkem lag. 
 



4e EEUW, Neergang van het Romeinse rijk.
Gedurende de vierde eeuw mochten verschillende Germaanse en Frankische stammen zich settelen binnen het Romeinse Rijk als ‘foederati’ of bondgenoten, op voorwaarde dat ze de rijksgrenzen zouden verdedigen. Ook de Maas werd in die tijd vaak voorzien van forten of versterkingen. Als er vijanden de Rijn wisten over te steken, was de Maas immers de volgende grenslinie. Geleidelijk aan verminderde de Romeinse greep op de Maasvallei. Rond het midden van de vijfde eeuw controleerden de troepen van de Frankische leider Chlodio namelijk al het gebied tot aan de Somme en onder Childerik groeide hun gebied tot aan de Seine waardoor onze contreien stapsgewijs onder de controle van de Franken kwamen.

Dilsen-Stokkem, oktober 2024, Pieter Craenen
(afbeeldingen AI, Nick Naus)

Reacties

Populaire posts van deze blog

Welkom op de blog van de Stichting Beegse Maasvallei